Sociale huurwoningen zijn goedkopere huurwoningen voor mensen die niet over voldoende financiële middelen beschikken om een woning te huren in de vrije sector. Deze woningen zijn meestal eigendom van een woningcorporatie. Om in aanmerking te komen voor een sociale huurwoning moet een huurder aan bepaalde voorwaarden voldoen. Zo mag het inkomen bijvoorbeeld niet te hoog zijn.

Sociale huurgrens

De huur van een sociale huurwoning mag bij het aangaan van de huurovereenkomst niet hoger zijn dan de sociale huurgrens: de grens tussen sociale- en vrije sector huur. In 2023 ligt deze grens op €808,06. Dit bedrag betreft de kale huur (de huur excl. servicekosten en gas, water en licht). De huur van sociale huurwoningen mag gedurende de huurperiode verhoogd worden, maar er geldt wel een maximale verhoging. Huurders van sociale huurwoningen hebben mogelijk recht op huurtoeslag. Huurwoningen met een huur hoger dan €808,06 vallen in de vrije sector. In de vrije sector gelden geen huurregulerende bepalingen, zoals een maximale huurverhoging en huurtoeslag.

Sociale huur

Grote steden als Rotterdam, Amsterdam, Den Haag en Utrecht hebben lange wachtlijsten voor sociale huurwoningen. Om in aanmerking te komen voor een sociale huurwoning dient een huurder zich in te schrijven bij de gemeente die bepaalt hoe de woningen worden verdeeld. Ook is er een huisvestingsvergunning nodig. Deze kan verkregen worden bij de desbetreffende gemeente. De corporatie die de woning verhuurt, kan eisen stellen aan het minimale inkomen en de gezinsgrootte van de huurder. Verder mag het inkomen niet te hoog zijn. Woningcorporaties moeten jaarlijks minimaal 85 procent van de vrijkomende sociale huurwoningen toewijzen aan eenpersoonshuishoudens met een inkomen van maximaal €44.035 (2023). Voor meerpersoonshuishoudens geldt een inkomen van maximaal 48.625 (2023). Hoogstens 15 procent mogen ze toewijzen aan huishoudens met een hoger inkomen dan de genoemde bedragen.